Jaarlijks worden ten behoeve van de consumptie wereldwijd enorme aantallen vissen gevangen en gedood: naar schatting 1.000-2.700 miljard vissen: vele malen meer dan het aantal landbouwhuisdieren dat jaarlijks wordt gedood: naar schatting 60 miljard dieren. Ook worden steeds grotere hoeveelheden vissen gekweekt.
De zeevisserij veroorzaakt twee enorme problemen: het leegvissen van de zeeën en de barbaarse behandeling van de vissen tijdens vangst en doding.
De zeevisserij heeft zich na 1945 snel ontwikkeld tot een wereldwijd opererende niet duurzaam werkende bedrijfstak die de wereldzeeën leegvist. In 1950 werd 20 miljoen ton vis gevangen, in 1970 was dat 65 miljoen ton en in de periode 1999-2011 werd jaarlijks circa 78 miljoen ton vis legaal gevangen. Hierbij komt dan nog de reusachtige bijvangst van vissen, die doorgaans als waardeloos weer in zee worden teruggegooid en dit voor een groot deel niet overleven. Die bijvangst bedraagt, afhankelijk van de vissoort, 10 tot 60% van de vangst: bij elkaar naar schatting ongeveer 40 miljoen ton per jaar. En tenslotte is er nog de illegale visvangst van naar schatting 22%. In totaal gaat het dan om jaarlijks 145 miljoen ton vissen.
Dat is bij elkaar veel meer dan wat de vissen in de zeeën en oceanen door reproductie weer kunnen aanvullen. De opbrengsten van de zeevisserij beginnen dan ook vanwege de overbevissing geleidelijk terug te lopen. Veel vissen bereiken door de intensieve vangst bij lange na niet meer hun maximale gewicht. Ze worden ook vaak al gevangen voordat ze zich hebben kunnen voortplanten. Veel vissen zijn al op veel jongere leeftijd, terwijl ze relatief nog klein zijn, geslachtsrijp. Ook door de bijvangsten wordt veel schade aan de visstand toegebracht. Om de totale ineenstorting van de visstand te voorkomen, wordt door milieuorganisaties geijverd voor de instelling van zeereservaten, onder andere op de Noordzee.
Zie ook onderstaande trailer van de film The end of the line over de schadelijke effecten van de zeevisserij.
Wat het dierenwelzijn betreft vormen de vangstmethoden en de dodingsmethoden het grootste probleem. Het rapport Worse things happen at sea van Alison Mood schetst een uitvoerig gedocumenteerd beeld van de problematiek. Het besteedt ook aandacht aan de verbetering van het dierenwelzijn tijdens vangst en doding. De vissers zullen hiertoe zorgvuldiger en voorzichtiger met de dieren moeten omgaan. Dat kan praktisch alleen door minder massaal vissen te vangen, kleinere vangnetten te gebruiken en de gevangen dieren onmiddellijk na de vangst te doden in plaats van ze langdurig laten stikken. Daartoe is meer inzet van menskracht nodig en dat kost natuurlijk weer geld. Maar een minder dieronvriendelijke visserij levert beslist een hogere prijs op. Er zullen dan minder vissen beschadigd zijn, ze zullen ook minder aan stress geleden hebben, hetgeen de kwaliteit van het visvlees ten goede komt en er zullen op den duur door de verminderde visserijdruk op de populaties mogelijk weer meer grotere vissen gevangen kunnen worden. Er behoeven hierdoor dan minder vissen gevangen te worden om aan hetzelfde gewicht te komen. Ook zal vis die op een ethisch meer verantwoorde manier gevangen is, voor veel consumenten een meerwaarde hebben waarvoor zij een hogere prijs willen betalen. De Marine Stewardship Council die een keurmerk uitgeeft voor duurzaam gevangen vis besteedt helaas geen enkele aandacht aan de wijze waarop met de vissen wordt omgegaan tijdens de vangst en het doden. De Stichting Vissenbescherming beschouwt dit als een ernstige tekortkoming.