Welzijn van vissen lijkt op dit moment minder ‘hot’ dan het welzijn van landdieren. Het is echter steeds duidelijker dat dit niet terecht is. De wetenschap komt met aanwijzingen dat ook vissen pijn en zelfs emoties ervaren. Alle reden dus om naast de duurzaamheidscertificering van zeevis, zoals door de Marine Stewardship Council, ook te komen tot een vissenwelzijnskeurmerk voor in het wild gevangen vis.
Aldus de eerste zin in het Voorwoord van Jelle Landstra, voormalig projectleider innovatie Noordzeevisserij InnovatieNetwerk, die goed aangeeft waaraan het rapport Over het welzijn van in zee gevangen vis van de Wetenschapswinkel UR Wageningen zijn ontstaan te danken heeft en wat de bedoeling ervan is.
Het rapport is totstandgekomen op verzoek van de Vissenbescherming, die hiertoe in 2013 contact heeft opgenomen met de Wetenschapswinkel UR Wageningen. Deze formuleerde vervolgens een drietal onderzoeksvragen:
– 1. welke kansen en barrières kunnen worden onderscheiden voor het ontwikkelen van een vissenwelzijnskeurmerk voor in gevangen vis?
– 2. welke kennis is beschikbaar en welke kennis ontbreekt om uitspraken te kunnen doen over de effecten van verschillende vangst- en dodingsmethoden op het dierenwelzijn van tong, schol en schar.
– 3. welke indicatoren lijken geschikt (in termen van wetenschappelijke validiteit en praktisch uitvoerbaarheid) om effecten van vangst- en bedwelmingsmethoden op dierenwelzijn van schol, tong en schar te evalueren.
Francien de Jonge, de projectleidster die ook de tekst van het rapport schreef, heeft deze vragen met de inzet van 19 studenten proberen te beantwoorden in een aantal hoofdstukken met achtereenvolgens de volgende titels: Kansen en barrières voor een vissenwelzijnskeurmerk, waarin de problemen en kansen in een Probleemboom worden gevisualiseerd, Hebben vissen emoties?, met een goede uiteenzetting over het welzijnsonderzoek bij vissen, Soort-specifiek gedrag van de schol (Pleuronectus platessa): op zoek naar diereigen, aan het individuele dier te meten welzijnsindicatoren bij schar (Limanda limanda), schol (Pleuronectus platessa) en tong (Solea solea) en tenslotte Risico’s op welzijnsaantasting tijdens vangst en doden van schol en andere platvissen op zee. Dat zijn er vele. In het laatste hoofdstuk, Conclusie en discussie, wordt een groot aantal praktische problemen en verbeteringen besproken. De Jonge realiseert zich dat de mogelijke verbeteringen, culminerend in een vissenwelzijnskeurmerk, onderlinge interactie vereist van de verschillende partijen, te weten de wetenschap, de ngo’s zoals Vissenbescherming en Dierenbescherming, de visserijsector en de overheid. Dat zal niet meevallen. Het is beslist heel nuttig om hierbij de ontstaansgeschiedenis van de diverse welzijnskeurmerken voor veehouderijproducten te bestuderen.
Het rapport sluit af met vier aanbevelingen:
1. Bij de ontwikkeling op nationaal en Europees niveau naar een rendabele, maar duurzame visserij dient het streven om diervriendelijker te gaan werken betrokken te worden.
2. Ontmoetingen tussen NGO’s, visserijsector en wetenschap zijn een voorwaarde om tot een visvriendelijker, maar ook rendabele visserij te komen.
3. Voor een vissenwelzijnskeurmerk is onderzoek nodig om tot betere welzijnsindicatoren te komen.
4. Om meer diervriendelijke vismethoden te implementeren is synergie met de bedrijfsvoering van belang.
Francien H. de Jonge, Over het welzijn van in zee gevangen vis. Rapport 322 van de Wetenschapswinkel UR Wageningen. Wageningen 2015; 58 p.
Downloaden: wewiwa welzijn in zee gevangen vis