Op 23 maart werd in de commissievergadering Leefbaarheid en Bereikbaarheid van gemeente Leiden een motie van de Partij voor de Dieren besproken. In deze motie riep de PvdD op tot een hengelverbod in de Leidse wateren. Er werd ingesproken door Ton Dekker, voorzitter van de Vissenbescherming, en dr. Femmie Smit, programmamanager In het Wild Levende Dieren van de Dierenbescherming. Prof. dr. Gert Flik, hoogleraar organismale dierfysiologie aan de Radboud Universiteit in Nijmegen, was verhinderd en had een schriftelijke bijdrage ingediend.
Helaas kreeg de PvdD onvoldoende bijval van de andere fracties: de fracties van de SP en GL vonden het een moeilijke en principiele discussie en waren er nog niet over uit; de CU steunde de motie niet, maar was niet negatief. De andere fracties gaven aan de ingediende motie niet te zullen steunen. De commissieleden zagen wel in dat hengelen dierenleed veroorzaakt, maar maakten andere afwegingen. Zo wilden zij de belangenafweging overlaten aan de landelijke politiek; wilden ze de sportvissers hun vrijetijdsbesteding niet ontnemen; zou het visverbod niet effectief gehandhaafd kunnen worden en zouden de vissen uit Leiden wellicht in de aangrenzende gebieden toch weer gevangen worden. Wat wel positief was, was dat alle fracties er reeds van overtuigd waren dat vissen pijn en stress kunnen ervaren. Ook de enige inspreker tegen de motie, de eigenaar van een hengelsportwinkel in Leiden, was daar van overtuigd.
De motie wordt nog in de raad ingediend om de afwegingen te horen van de fracties die nog geen standpunt hebben ingenomen.
Inspreektekst van de Vissenbescherming
“Vissen worden net zoals andere dieren in de Wet dieren beschouwd als wezens met gevoel en bewustzijn. Zij hebben volgens de wet een eigen intrinsieke waarde waarmee ’ten volle rekening moet worden gehouden’, maar de wet voegt daar wel nog de volgende woorden aan toe: ‘onverminderd andere gerechtvaardigde belangen’, in dit geval de belangen van de sportvissers. De vraag is dus of het ethisch verdedigbaar om vissen te vangen puur voor de aardigheid of sport.
De Vissenbescherming denkt om twee redenen van niet. Het vangen van vissen louter om de aardigheid en de sport is geen doel dat de reeks van stressvolle en pijnlijke welzijnsaantastingen die hiermee gepaard gaan, rechtvaardigt. Wij tellen minimaal acht welzijnsaantastingen.
De vis krijgt om te beginnen een haak in de bek, zijn keel of zelfs zijn slokdarm; de vis begint meteen te spartelen om zich de bevrijden en raakt in de stress; grotere vissen moeten het zogenaamde gevecht met de sportvisser aangaan dat uiterst stressvol en afmattend verloopt; daarna wordt de vis aan zijn bek uit het water getrokken, waardoor hij niet meer normaal zuurstof kan opnemen en dus langzaam gaat stikken; vervolgens wordt de vis beetgepakt en van de haak in zijn bek of keel bevrijd; vaak moet de vis daarna nog worden opgepakt en gefotografeerd; en tenslotte wordt de vis in een leefnet opgesloten en daarna opgemeten of gewogen. Na te zijn teruggezet in het water kunnen vissen alsnog doodgaan aan hun verwondingen en aan de stress die zij hebben opgelopen.
Wetenschappelijk onderzoek heeft in de afgelopen twintig jaar overtuigend aangetoond dat vissen stress, angst en pijn kunnen ervaren.(1) Ze beschikken over een goed geheugen, proberen gevaren te vermijden en reageren net zoals mensen op gevaarlijke stoffen en pijnstillers. Na de zojuist beschreven vangstervaring zijn vissen een tijd lang meer op hun hoede tegenover de vishaken van hengelaars.
In een beschaafde samenleving behoren mensen niet uitsluitend hun eigen belangen te behartigen, maar ook rekening te houden met de belangen van andere levende wezens, van de natuur en van het milieu. In Nederland en in veel andere landen hebben in de afgelopen jaren steeds meer mensen oog gekregen voor het belang en het recht van dieren om niet mishandeld en gedood te worden. Dit hangt samen met het groeiend inzicht in het vermogen van dieren om pijn, stress en angst te ervaren. Dit geldt zeker ook voor vissen waarvan tot voor enkele decennia nog vaak ten onrechte werd aangenomen dat deze als zogenaamde koudbloedige dieren geen gevoel en bewustzijn zouden kennen. Helaas wordt deze foute, onwetenschappelijke opvatting in kringen van de hengelsport nog geregeld gehoord.
De Vissenbescherming staat in haar afwijzing van de hengelsport beslist niet alleen. Uit de publieksenquêtes van het Nipo in 2002 en Motivaction in 2014 blijkt ook een meerderheid van de Nederlandse bevolking de hengelsport als een dieronvriendelijke activiteit te beschouwen, bovendien niet geschikt om kinderen respect voor dieren bij te brengen.
De Vissenbescherming vindt daarom dat de diverse overheden in hun beleid ten aanzien van de inrichting van de openbare ruimte enerzijds meer rekening moeten gaan houden met de wetenschappelijke inzichten aangaande het vermogen van vissen om pijn, angst en stress te ervaren, maar zeker ook met de opvattingen van veel Nederlanders inzake de hengelsport. Mensen kunnen nu overal, waar zij zich ook bevinden, ongevraagd geconfronteerd worden met de dieronvriendelijke handelingen van hengelaars tegenover vissen. Dat gebeurt zelfs in parken en natuurgebieden alsook midden in de stad. Dit staat allemaal haaks op een meer ecologische en diervriendelijke vorm van water- en visstandbeheer, waarvan de Stichting Vissenbescherming voorstander is. Hierbij worden vissen in hun natuurlijke milieu met rust gelaten en worden er in hun milieu ook niet jaarlijks grote hoeveelheden vis ten behoeve van de hengelsport uitgezet.
(1) Linne U. Sneddon, Pain in aquatic animals, The Journal of Experimental Biology 218 (2015) 967-976.”
Inspreektekst van de Dierenbescherming
“Geachte gemeenteraadsleden,
U praat vanavond over het initiatief van PvdD om de stad Leiden ‘visvriendelijk’ te maken. Namens de Dierenbescherming, met een achterban van ongeveer 123.000 leden, informeer ik u graag over vissenwelzijn en recente onderzoeken die plaats hebben gevonden op het gebied van vissengedrag en hun mogelijkheden om pijn en stress bewust te ervaren.
Vissen bezitten zintuigen en hersenstructuren die pijn en stress kunnen opvangen en verwerken en daar naar handelen. Als voorbeeld neem ik de goudvis. Deze dieren leren heel snel pijnprikkels te vermijden. Door voorafgaand aan de pijnprikkel groen licht aan te bieden, leren ze al snel om bij groen licht het gebied waar pijn optreedt, te verlaten, nog voordat de pijnprikkel afgegeven wordt. Deze aangeleerde vermijdingsreactie verdwijnt als bepaalde delen van de hersenen worden uitgeschakeld.
Ook reageren vissen op negatieve prikkels die niet te vermijden zijn. Als regenboogforellen in hun lippen worden ingespoten met een zuur, reageren zij hierop door met hun mond tegen de wand van de kom aan te schuren en heen en weer te wiegen op hun voorvinnen. Dit komt niet voor in controle behandelingen. De vissen reageren dus op de negatieve prikkel. Dit gedrag kan vervolgens weer verdwijnen door pijnstillers toe te dienen. Hieruit blijkt duidelijk dat vissen bewust zijn van een ‘onprettig gevoel’ en daarop hun gedrag aanpassen om dit gevoel te ondervangen en dat het fysiologische systeem daarachter, vergelijkbaar is met dat van zoogdieren, gezien het feit dat pijnstillers negatieve ervaringen teniet doen.
Verder blijkt dat vissen hun reactie op pijn laten afhangen van de context en de intensiteit van de pijnprikkel. Forellen leerden het pijngebied in het midden van de kom vermijden, op vergelijkbare wijze als in het goudvissen experiment. Eenmaal aangeleerd, daagden de onderzoekers de vissen uit om toch in het pijngebied te gaan zwemmen, omdat zij daarvoor als beloning gezelschap kregen van een soortgenoot. Forellen hebben de voorkeur om in groepen te leven. Wat bleek? Forellen die het pijngebied vermeden waren met soortgenoot als beloning wel bereid om lage pijnprikkels te doorstaan. Echter, in de behandeling waar de pijnprikkels erg hoog waren, was deze bereidheid er niet. De reactie van de forellen op pijnprikkels is dan ook complex en hangt af van de beloning die er tegenover staat en de intensiteit van de pijnprikkel. Dit toont aan dat de aangeleerde vermijdingsreactie geen simpele reflex is, maar onderdeel van een bewust proces dat onderbroken kan worden mocht de situatie daartoe aanleiding geven.
Uit bovenstaande blijkt wel dat vissen complexe wezens zijn en dat zorgvuldig handelen gewenst is. Hengelen leidt zeker tot vissenleed. De effecten van hengelen op vissen is soortafhankelijk, maar gemiddeld gaat zo’n 18% van de vissen die de hengelaar levend terug zet, alsnog dood. Het ophalen van het dier via een haak zorgt voor stress en infectiegevaar. Reden genoeg om als gemeente toe te werken naar vermindering van hengelen en het instellen van een visreservaat waar niet gehengeld mag worden. De gemeente zou hiermee de eerste stad worden die vriendelijker omgaat met de binnen haar grenzen verblijvende in het wild levende vissen.
Dank voor uw aandacht.”
Schriftelijke bijdrage van prof. Flik
“Argumenten rond pijn en stress ervaring door vissen (geschreven voor een lekenpubliek):
Vissen hebben receptoren/ontvangers voor het waarnemen van schadelijke prikkels, onder meer drukreceptoren, receptoren voor electrische stroom, warmtereceptoren (ook hogere temperaturen dan fysiologisch acceptabel) en receptoren voor zuur (lage pH). Dergelijke receptoren komen voor in de huid over het hele lichaam van de vis (ze hebben zogenaamde ‘free ending neurons’, zenuwceluitlopers die oppervlakkig in de huid schadelijke prikkels kunnen waarnemen). Verder hebben vissen met name ook in het kop-/mond (bek)/-gebied hogere dichtheden van receptoren die schadelijke prikkels kunnen waarnemen. Die receptoren worden natuurlijk deels ook voor het voelen van bodem/voer/prooi gebruikt (zie ook het werk van Lynne Sneddon met onder meer forellen).
De genoemde receptoren hebben verbindingen naar het centrale zenuwstelsel, inclusief gebieden die betrokken zijn bij hogere cognitieve functies zoals leren en geheugen. Als voorbeeld moge dienen dat je aangeleerd(!) gedrag van de vis kunt beïnvloeden met prikkels die wij (mensen) als pijnlijk zouden beschouwen. Of vissen pijn ervaren zoals wij dat doen zal voorlopig nog wel even onduidelijk blijven; en daarmee vooral ook of vissen lijden in de menselijke zin. Dat is wel jammer natuurlijk, maar het zij zo. Ik sta op het standpunt dat je, wetende dat een dier schadelijke prikkels kan waarnemen, dat het zijn gedrag kan beïnvloeden, je in principe moet voorkomen dat dergelijke situaties onnut optreden.
Ik heb persoonlijk geen probleem me het eten van vis mits het dier vakkundig wordt gedood, en dan liefst nadat het eerst kundig is verdoofd. In de (sport-?)visserij zijn er veel mensen die vissen om het vangen en de dieren weer terug zetten, en vaak met grote zorg. Dat is misschien niet het ergste wat er gebeurt. Problemen komen vooral als mensen niet weten hoe met vissen om te gaan en als mensen denken dat e.e.a. er niet toe doet. Let wel, vissen zijn gewervelde dieren net als jij en ik en worden wettelijk beschermd in context van experimenteren (dus ethische weging vereist voor je het dier mag gebruiken voor onderzoek, en dat impliceert kundig verdoven en efficient doden als dat nodig is).
Mijn standpunt met betrekking tot sportvissen is over de jaren veranderd. Vroeger viste ik ook wel, nu niet meer. Vissen om te eten betekent voor mij dat je de vis vangt en zo snel mogelijk doodt. Geen leefnet etc. Ik beschouw sportvissen niet langer als sport omdat je de vis meestal meer of mindere schade toebrengt, het haken van een vis is (volgens de wet op de dierproeven: het penetreren van de huid met een naald….) een invasieve ingreep. Ja, en waar die haak in de bek komt zitten zeker receptoren die schadelijke prikkels (je ziet ik vermijd ‘pijn’) waarnemen. In het gunstige geval gaat de haak door voorste delen van de bek en die zullen ook redelijk snel genezen, maar als de haak wordt ingeslikt etc. ontstaat vaak een lijdensweg (vanuit de mens gezien in ieder geval).”
Inspreektekst_Stichting_Vissenbescherming